Dodenmaal

Capo 2

    Am          E           C       Dm
de dood gaf die avond een groot banket
    F                     E
ter ere van drie die hem minden
     Am          E          C       Dm
Hij had hen in kring om de tafel gezet
     Am        E          Am
een dove een stomme een blinde
     G          D        F            E
ze dronken champagne en hadden veel pret
       Am           G          C
en de dood was in smoking verblindend
     F           E            Am
hij had nog eens ekstra zijn zeisen gewet
     Dm          F            E
het feest was in één woord opwindend
    A        F            A        F
en na het diner sprak de dood hen toe
     A                     F
hij zei: ik ben oud en ik voel me gauw moe
       G                   C   Am
drie ineens is voor mij teveel
   Dm               E       Am
gedoog dat ik mijn taak verdeel

de dove die niets van 't gesprek had gehoord
maar de dood met zijn zeisen zag zwaaien
begreep hoe de dood nu een voorstel deed
om hen van de wereld te maaien
en hoewel de dove, zijn handikap moe
vol vuur om de dood had gebeden
werd hij overvallen door het moedig idee
dat hij lang niet genoeg had geleden
de dove stond recht en sprak tot de dood:
ik heb me vergist 'k was een mens in nood
mij werd jeugd en het licht gegeven
mijn ogen willen verder leven

de blinde van angst op zijn stoel versteven
wist hoe de dood naar hem loerde
en hoewel zijn ziel naar de dood had verlangd
was er iets dat plots in hem roerde
zolang hij de dood niet had kunnen zien
leek die hem het eind’ van zijn kwalen
maar nu de dood ook zijn grafstem liet horen
was angst in zijn hoofd komen dwalen
de blinde stond recht en sprak tot de dood:
ik heb me vergist als een mens in nood
mij werd jeugd en muziek gegeven
mijn oren willen verder leven.

wie het diepst was geschrokken van de drie
was de stomme die zien kon en horen
hij had ieder woord van de dood gehoord
en zag ook zijn blik in hem boren,
en de stomme die ook naar de dood had verlangd
hoewel niet zo fel als de anderen
bedacht wat hij, daar hij niet spreken kon,
zou doen om zijn lot te veranderen
de stomme sprong recht en schudde van nee
en wees naar zichzelf en naar d' andere twee
hij was jong en wou verder leven
maar een stomme kan slechts beven

toen is de dood uit zijn stoel gerezen
en keek hen om beurten aan
hij zei dat ook geen van hen iets moest vrezen
en dat ze naar huis konden gaan
en de dood met zijn zeis is de nacht ingegleden
zonder smoking en stil langs een deur
hij had het niet eens op die drie begrepen
de dood maait naar willekeur